Tag: het geboomte des levens

20211231 Over het water des levens

APOKALYPS/OPENBARING (KBS)

Hoofdstuk 22

1Toen toonde mij de engel de rivier met het water des levens, helder als kristal, die ontwelde aan de troon van God en van het Lam. 2Zij liep midden door de straat van de stad, en op haar oevers, aan weerszijden, stond het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, elke maand eens; en zijn loof brengt de volken genezing. 3En er zal geen banvloek meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar staan en zijn dienstknechten zullen Hem vereren. 4Zij zullen zijn gelaat aanschouwen en zijn naam zal op hun voorhoofd zijn. 5Er zal geen nacht meer zijn en zij behoeven geen licht meer van lamp of zon, want God de Heer zal over hen lichten, en zij zullen heersen in de eeuwen der eeuwen.

DE ENGEL VAN DE OPENBARING

6En hij sprak tot mij: ‘Deze woorden zijn onfeilbaar waar. God de Heer, die de profeten inspireert, heeft zijn engel gezonden om aan zijn dienstknechten te tonen wat spoedig moet gebeuren.’

CHRISTUS:

7’Zie, Ik kom spoedig. Zalig hij die de profetische woorden van dit boek bewaart.’

DE ZIENER EN DE ENGEL VAN DE OPENBARING:

8’Ik, Johannes, ben het die dit alles hoorde en zag. En toen ik het gehoord en gezien had, viel ik neer voor de voeten van de engel die het mij had getoond, om hem te aanbidden.’ 9Maar hij zei: ‘Dat nooit! Ik ben slechts een dienstknecht zoals gij en uw broeders, de profeten, en zij die de woorden van dit boek bewaren. Aanbid God alleen.’ 10Hij zei nog: ‘Verzegel de profetieën van dit boek niet, want de tijd is nabij. 11Laat de zondaar nog meer zondigen en de onreine zich nog meer verontreinigen;

laat de vrome volharden in zijn deugd

en de heilige nog heiliger worden.’

CHRISTUS:

12’Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn werk. 13Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde. 14Zalig zij die hun kleren rein wassen. Zij zullen recht krijgen op de boom des levens en door de poorten mogen ingaan in de stad. 15Buiten blijven de honden, de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars: eenieder die de leugen liefheeft en doet. 16Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden om u deze openbaringen aangaande de kerken bekend te maken. Ik ben de Wortel uit het geslacht van David, de stralende morgenster.’

DE KERK:

17De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom! Laat wie het hoort, zeggen: “Kom!” Wie dorst heeft kome. Wie wil, neme het water des levens, om niet.’

DE ZIENER

18Ik verklaar aan ieder die de profetieën van dit boek hoort voorlezen: ‘Als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven staan. 19En als iemand iets afneemt van de woorden van deze profetie, zal God hem zijn deel afnemen van de boom des levens en van de heilige stad, die in dit boek beschreven zijn.’ 20Hij die dit alles waarborgt, spreekt: ‘Ja, Ik kom spoedig.’

Amen. Kom, Heer Jezus!

21De genade van de Heer Jezus zij met allen.

Zie eventueel het hoofdstuk bij HSV