Vanaf het begin dat Jezus op aarde was, is hij tegengewerkt door de farizeeën en uiteindelijk ter dood gebracht. Dat zou later ook gebeuren met zijn apostelen en nog weer later met zijn volgelingen. De macht van de satan was nog een tijd gegeven maar zou aflopen. Alle macht werd gebruik om zoveel mogelijk het christendom tegen te werken en christenen te doden. Het was de strijd van lucifer om te kunnen overwinnen. Dat hij dat niet zou kunnen was zijn grootste uitdaging en hij had en heeft er alles voor over om Jezus te verslaan. Katholieken zijn niet met de bijbel opgevoed. Die werd weggelaten bij het gewone volk. Pas door de reformatie werd de bijbel door “het gewone” volk gelezen maar het lezen is altijd beperkt gebleven. Daarom heeft de indoctrinatie en misleiding eeuwen lang kunnen plaatsvinden. Jezus wist dat dit zou gebeuren en heeft daarom het boek openbaringen gegeven over hoe de tijd van lucifer zou aflopen en hoe de beproevingen zouden zijn om te leren wat nu werkelijk het kwaad was en wat de bedoeling was van de boodschap over het koninkrijk. Door eeuwenlang misleiding en hersenspoeling begrijpen de mensen de aard van het kwaad niet. Tot op de dag van vandaag zien we dat de joodse / vrijmetselaars / globalistische elite / de kabbalistische maffia hun voortdurende leugens steeds verder verspreiden, die leiden tot moord, oorlog en andere verschrikkingen.
Openbaringen 2, 2-5 (HSV):
2Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding, en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn.
3En u hebt moeilijkheden verdragen, en volharding getoond. Om Mijn Naam hebt u zich ingespannen en u bent niet moe geworden.
4Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten.
5Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.
Uw eerste liefde: de liefde voor God.
Bedenk van welke hoogte u bent gevallen: uit de hemel naar de aarde.
Keer terug naar het leven onder God en vereer Hem en dien Hem.
Profeten hebben altijd gewaarschuwd. Jesaja was er een van in het oude testament:
Jesaja 1 Het boek van de profeet Jesaja (HSV)
1Het visioen van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij gezien heeft over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, koningen van Juda.
De rechtszaak van God tegen Zijn volk
2Luister, hemel, neem ter ore, aarde!
Want de HEERE spreekt:
Ik heb kinderen grootgebracht en doen opgroeien,
maar zíj zijn tegen Mij in opstand gekomen.
3Een rund kent zijn bezitter
en een ezel de kribbe van zijn eigenaar,
maar Israël heeft geen kennis,
Mijn volk heeft geen inzicht.
4Wee het zondige volk,
volk van zware ongerechtigheid,
nageslacht van kwaaddoeners,
kinderen die verderf aanrichten!
Zij hebben de HEERE verlaten,
de Heilige van Israël verworpen,
zij zijn vervreemd, van achter Hem vandaan.
5Waarom wilt u nog meer geslagen worden?
U gaat gewoon door met uw afvalligheid.
Heel het hoofd is ziek,
en heel het hart is afgemat.
6Vanaf de voetzool tot het hoofd toe
is er geen gezonde plek aan:
wonden en striemen
en gapende wonden,
niet uitgedrukt, niet verbonden,
en niet met olie verzacht.
7Uw land is een woestenij,
uw steden zijn met vuur verbrand,
uw bouwland – voor uw ogen
eten vreemden het op;
het is een woestenij, als door vreemden ondersteboven gekeerd.
8De dochter van Sion is overgebleven
als een hutje in een wijngaard,
als een nachthutje op een komkommerveld,
als een belegerde stad.
9Als de HEERE van de legermachten
ons niet een gering aantal ontkomenen had overgelaten,
als Sodom zouden wij geworden zijn;
wij zouden Gomorra gelijk geworden zijn.
10Hoor het woord van de HEERE,
leiders van Sodom!
Neem de wet van onze God ter ore,
volk van Gomorra!
11Waartoe dienen voor Mij uw vele offers?
zegt de HEERE.
Ik heb genoeg van de brandoffers van rammen
en het vet van gemest vee;
en in het bloed van jonge stieren, lammeren of bokken
vind Ik geen vreugde.
12Wanneer u komt om voor Mijn aangezicht te verschijnen –
wie heeft dit van u gevraagd,
dit platlopen van Mijn voorhoven?
13Breng niet langer nutteloze offers.
Het reukwerk is Mij een gruwel.
Nieuwemaansdag en sabbat, het bijeenroepen van samenkomsten:
Ik verdraag het niet; het is onrecht, zelfs de bijzondere samenkomsten.
14Uw nieuwemaansdagen, uw feestdagen
haat Ik met heel Mijn ziel;
ze zijn Mij tot last;
Ik ben het moe om ze te dragen.
15En wanneer u uw handen uitspreidt,
verberg Ik Mijn ogen voor u;
ook wanneer u uw gebed vermeerdert,
luister Ik niet:
uw handen zitten vol bloed.
16Was u, reinig u!
Doe uw slechte daden
van voor Mijn ogen weg!
Houd op met kwaad doen,
17leer goed te doen,
zoek het recht!
Help de verdrukte,
doe de wees recht,
bepleit de rechtszaak van de weduwe!
Wat de profeet hier duidelijk maakt, is dat de mensen aan baäl verering doen. Ze houden zich met uiterlijke zaken bezig terwijl ze geen kennis hebben van de Ware God en wat Deze Schepper God van hen wil.
God had een volk gekozen om Hem te eren en Zijn kennis onder de volken te verspreiden. Dat heeft het volk niet gedaan. Ze vielen weer voor de baäls.
God roept het volk ter verantwoording. Dit gebeurt steeds in het oude testament.
Lucifer houdt de mens weg bij God en het gewone volk denkt dat zij god vereren vaak niet wetende dat het satan is. Ze werken aan uiterlijke zaken maar niet aan een innerlijke moraal. Niet aan kennis van God en leven naar de wil van de ware God.
Door de eeuwen heen heeft God de mens geroepen.
Hij heeft een volk geroepen om Zijn boodschap te vertellen.
Een gekozen volk is iets anders dan een uitverkoren volk.
Het is niet iets om rechten aan te ontlenen, het is een opdracht.
In Hebreeën 11 lezen we wat geloof inhoudt en over wie de boodschap van God begrepen: trek weg uit die wereld van babylon, d.w.z. uit de wereld van lucifer en zijn baäls.
Hebreeën ((KBS)
Hoofdstuk 11
EEN ZWERM GELOOFSGETUIGEN
1En wat is het geloof? Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen. 2Om hun geloof zijn de ouden met ere vermeld. 3Geloof doet ons zien, dat het heelal tot stand is gekomen door Gods woord, zodat het zichtbare ontstaan is uit het onzichtbare. 4Door het geloof was Abels offer zoveel beter dan dat van Kaïn; door het geloof ontving hij het getuigenis van zijn rechtvaardigheid, want God zelf aanvaardde zijn gaven; door het geloof blijft hij spreken, ook na zijn dood. 5Door het geloof werd Henoch, zonder te sterven, naar een ander leven overgebracht; hij was er niet meer, want God had hem opgenomen. Want de Schrift getuigt dat hij, voor hij werd weggenomen, aan God had behaagd; 6en zonder het geloof is het onmogelijk aan God te behagen; wie bij God wil komen, moet geloven dat Hij bestaat en dat Hij beloont allen die Hem zoeken. 7Door het geloof heeft Noach, na door God te zijn gewaarschuwd voor wat nog niet te zien was, met grote zorg de ark gebouwd, om zijn huisgezin te redden. Door zijn geloof heeft hij de wereld veroordeeld en zelf de gerechtigheid van het geloof verworven. 8Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God, en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. 9Door het geloof heeft hij als vreemdeling vertoefd in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; 10want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is. 11Door het geloof heeft ook Sara, ofschoon haar tijd al lang voorbij was, de kracht tot vruchtbaarheid ontvangen, want zij wist dat Hij die de belofte had gedaan, zijn woord zou houden. 12Daarom is dan ook aan een man, en nog wel in zijn hoge ouderdom, een nageslacht ontsproten, talrijk als de sterren aan de hemel, ontelbaar als de zandkorrels aan het strand van de zee. 13In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het heil alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en passanten op aarde genoemd. 14Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen, dat zij op zoek zijn naar een vaderland. 15Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, 16maar hun verlangen ging uit naar een beter vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd. 17Door het geloof heeft Abraham, toen hij op de proef gesteld werd, Isaak ten offer gebracht. Hij die de beloften had ontvangen, stond op het punt zijn enige zoon te offeren, 18van wie hem gezegd was: Alleen zij die van Isaak afstammen, zullen gelden als uw nageslacht. 19Want hij was ervan overtuigd, dat God zelfs de macht heeft om doden ten leven te wekken; en uit de dood heeft hij, om zo te zeggen, zijn zoon ook teruggekregen. 20Door het geloof sprak Isaak over Jakob en Esau een zegen uit die ook op de toekomst betrekking had. 21Door het geloof zegende Jakob op zijn sterfbed de beide zonen van Jozef, en leunend op de knop van zijn staf, aanbad hij God. 22Door het geloof heeft Jozef op het eind van zijn leven al gesproken over de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, en bevolen dan zijn gebeente mee te nemen. 23Door het geloof hebben de ouders van Mozes hem terstond na zijn geboorte drie maanden lang verborgen gehouden, omdat zij zagen wat een mooi kind het was; zij waren niet bang voor de verordening van de koning. 24Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd door te gaan voor een zoon van Farao’s dochter. 25Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor een korte tijd profiteren van de zonde. 26Voor hem was de smaad, Gods Gezalfde aangedaan, kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning. 27Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te duchten, want de onzichtbare koning had hij als het ware voortdurend voor ogen. 28Door het geloof heeft hij pesach gehouden en het bloed gesprenkeld, opdat de verderver de eerstgeborenen van Israël niet zou aanraken. 29Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze. 30Door het geloof zijn de muren van Jericho ingestort, nadat zij er op zeven achtereenvolgende dagen omheen getrokken waren. 31Door het geloof is de hoer Rachab ontkomen aan het lot van de ongelovigen, omdat zij de spionnen vriendelijk had ontvangen. 32En wat nog meer? De tijd ontbreekt me om te verhalen van Gideon, Barak, Simson en Jefta, van David en Samuël en de profeten. 33Door het geloof hebben zij koninkrijken omvergeworpen, gerechtigheid uitgeoefend, de vervulling van beloften afgedwongen. Zij hebben leeuwen de muil gesloten, 34de gloed van vuur gedoofd, ze ontsnapten aan het scherp van het zwaard. Hun zwakheid werd kracht, ze werden machtig in de oorlog, en dreven vijandelijke legers op de vlucht. 35Vrouwen kregen hun doden terug door opstanding uit de dood. Anderen werden ten dode gefolterd en wezen hun vrijlating af, om een betere opstanding te verwerven. 36Weer anderen hadden spot en slagen te verduren, en boeien en opsluiting. 37Zij werden gestenigd, doormidden gezaagd, terechtgesteld met het zwaard. Zij zwierven rond in schapevachten en geitevellen, ten prooi aan ontbering, vervolging, mishandeling. 38Zij waren te goed voor deze wereld. Ze vluchtten in woestijnen en op de bergen, ze verborgen zich in spelonken en holen in de grond. 39Ook dezen hebben zich allen een naam verworven door hun geloof. Toch heeft geen van hen de belofte in vervulling zien gaan. 40God had met ons iets beters voor en wilde niet, dat zij hun voleinding zouden bereiken zonder ons.
De belofte is het Koninkrijk van God, is de terugkeer naar je bestemming: je eeuwige hemelse lichaam, terug naar onze eerste liefde:God.
Het is onbegrijpelijk dat de mens denkt dat hij tijd heeft, dat hij wel zal zien als hij dood is: of er is wat en dan zie ik het wel, of er is niks en dan heb ik me voor niks druk gemaakt. Zo ernstig is de mens misleid dat hij geen weet meer heeft van zijn zielsbestaan, van het bestaan van God en Zijn wil: Hem te eren en te dienen.
We leven in deze aardse wereld van de satan, van lucifer die niet wilde dienen maar gediend en vereerd wilde worden. Hij eist, hij eist ons slavenbestaan, onze zielen en we weten het niet.
Onze kennis is bijna verloren gegaan en we moeten ons terugvechten naar de wereld van God. De enige hulpbron die we daar nu voor hebben is die van Jezus, die de Christus was. Maar die als Messias door zo velen niet is (h) erkend en wiens komst in de wereld we over een paar weken vieren. Hij is het Licht dat tegenover de duisternis van lucifer is gegeven. Het is tragisch als we dat niet begrijpen. Alleen Zijn aanvaarding kan ons verder helpen.
We leven nog onder de knoet van babylon, ja ook die christenen die niet onder Rome vallen want babylon bepaalt de wereld tot op de dag vandaag: de satanische cultus van de macht van de financiële wereld met zijn trekpoppen in politiek en in alle religies door infiltraties van de vrijmetselarij.