Psalm 31, 15-25 (HSV)
Maar ík vertrouw op U, HEERE.
Ik zeg: U bent mijn God!
16Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij
uit de hand van mijn vijanden en van mijn vervolgers.
17Doe Uw aangezicht over Uw dienaar lichten,
verlos mij door Uw goedertierenheid.
18HEERE, laat mij niet beschaamd worden,
want ik roep U aan;
laat de goddelozen beschaamd worden,
laat hen zwijgen in het graf.
19Laat de leugenlippen verstommen,
die hooghartige taal spreken tegen de rechtvaardige,
vol hoogmoed en verachting.
20Hoe groot is Uw goed,
dat U weggelegd hebt voor wie U vrezen,
dat U bereid hebt voor wie tot U de toevlucht nemen
ten aanschouwen van de mensenkinderen.
21U verbergt hen in het verborgene van Uw aangezicht
voor het hoogmoedig gedrag van de man;
U doet hen schuilen in een hut
voor het getwist van tongen.
22Geloofd zij de HEERE,
want Hij heeft wonderen aan mij gedaan,
wonderen van Zijn goedertierenheid:
Hij bracht mij in een versterkte stad.
23Ik echter zei, in mijn haast:
Ik ben afgesneden van voor Uw ogen;
maar toch hoorde U mijn luide smeekbeden
toen ik tot U riep.
24Heb de HEERE lief, al Zijn gunstelingen,
want de HEERE beschermt de gelovigen,
maar vergeldt overvloedig wie hoogmoedig handelt.
25Wees sterk en Hij zal uw hart sterk maken,
u allen die op de HEERE hoopt!